Aldridge

De man bij de ingang scande onze entreekaartjes.
‘Oordopjes liggen rechts op de bar’, voegde hij er aan toe.
Oordoppen??
Mijn drummaatje Arno en ik keken elkaar aan. We lachten schamper.
Oordoppen? Dan kende hij ons nog niet.
We zijn geen watjes. En ook die gebruiken we trouwens niet.

Nou ja, tijdens de drumles hebben mijn drumleerlingen en ik wel gehoorbeschermers op. Want het gaat soms behoorlijk hard met die drums en muziek. Dan zijn oordoppen verplicht. Ook voor mij.
Maar tijdens optredens gebruik ik ze zelden of nooit. Stom, hoor ik vaak. Maar ik vind het onprettig. En kennelijk kunnen mijn oren wel wat hebben, want ik heb ook na bijna 40 jaar live spelen nergens last van. Behalve dan dat mijn vrouw zegt dat ik de televisie vaak wel erg hard heb staan. Maar daar heeft zij dan vooral weer last van.

En dus namen Arno en ik, goedgemutst en zonder oordoppen, vorige week donderdagavond plaats op de tweede rij in de bovenzaal van Terpstra Muziek Drumland in Lijnden, onder de rook van Amsterdam. Op het podium, een paar meter verderop, de grote Yamaha-kit van Tommy Aldridge, al decennia één van de beste en bekendste hardrockdrummers van van de wereld. Dubbele kit met vooral veel cymbals. Ik telde er dertien, inclusief een ride en een splash. Dan blijven er nog elf crashes over. Dan raak je er altijd wel eentje.
Verder heeft Aldridge twee hihats, beide aan de linkerkant, vlak naast elkaar. Eén daarvan is continu dicht, die gebruikt hij op de momenten dat hij dubbel bass speelt. En dat gebeurt nog al eens, zo wisten Arno en ik.

Want we kennen veel van al die min of meer legendarische rockalbums waarop Aldridge speelt. Tribute en Bark At The Moon van Ozzy natuurlijk, Go For What You Know van bluesrocker Pat Travers en niet te vergeten Slip Of The Tongue van Whitesnake, een LP waar ik destijds reikhalzend naar uitkeek, maar die eigenlijk toch ietsje tegenviel, na het imposante 1987. Maar dat wilde ik toen niet toegeven.
Whitesnake was in de jaren tachtig namelijk mijn favoriete band. En Tommy Aldridge één van mijn favoriete drummers, samen met John Bonham, Cozy Powell en nog wat van die rockers. Dus ik was maar wat opgetogen toen Aldridge eind jaren tachtig bij ‘mijn’ Whitesnake ging spelen.

Ik zag hem voor het eerst live tijdens het Monsters of Rock-festival in 1990 in het Utrechtse stadion Galgenwaard. Dat was sowieso een bijzonder concert, want één vak verder op de Galgenwaard-tribune spotte ik dat mooie Baakse meisje, die ik een tijdje later leerde kennen en met wie ik inmiddels al 26 jaar samen ben. Ondanks het volume van de tv.
Maar ik herinner me ook een spetterend concert. Met een grootse ovatie en het destijds onvermijdelijke ‘olé olé’ voor onze Adje Vandenberg, die even daarvoor zijn eigen band had ingeruild voor een plekje bij Whitesnake. Maar vooral herinner ik me ook die solo van Aldridge, met zijn dubbele bassdrums en het intermezzo waarin hij de stokken weglegt en met zijn blote handen de snare en toms beroert. Net als Bonham dat ooit deed.

Tommy Aldridge is met recht de kleine man van het grote gebaar. Dynamiek, subtiliteit, ghostnotes, kom er niet om bij hem. Aldridge is van dik hout. Van boomstammenhout. Ieder klap is snoeihard en raak. Liefst vooraf gegaan door al dan niet boven zijn krullende hoofd draaiende sticks. ‘Want het oog wil ook wat’, aldus Aldrindge,
En zo ging het in eerste instantie ook tijdens de clinic bij Drumland. Zonder iets tegen ons, het publiek, te zeggen speelde hij mee met vijf backingtracks, waaronder Bad Boys, Judgement Day en Crying in the Rain van Whitesnake. En dat deed hij alsof hij met de voltallige band op het podium in de Madison Square Garden stond. Ofwel vol overgave.
Ik moet eerlijk bekennen dat ik op een goed moment toch even begon te twijfelen aan de ‘powerplay’ van Aldridge. Vond ik het nog wel mooi? Mijn voorkeur voor drummers, grooves en sounds is de laatste tien, vijftien jaar veranderd, dat werd mee eens te meer duidelijk. Ik hou juist wel van de dynamiek, de subtiliteit. Graag meer blues en soul in plaats van enkel spierballen. Eigenlijk vind ik de oude, meer bluezy Whitesnake, die van vóór 1987, met terugwerkende kracht veel interessanter dan die van daarna.

Maar toen Aldridge na vijf keiharde songs en een drumsolo inclusief het blote handen-stuk, begon te vertellen was ik weer helemaal om. Wat een sympathiek en onderhoudend verhaal! Niks geen interessantdoenerij, wel humor en zelfreflectie. Aldridge vertelde hoe dat harde spelen ooit zijn handelsmerk werd. Hij kon zich onderscheiden, kreeg er jobs door, merkte hij al snel. ‘Ik was niet beter, ik was ánders dan anderen. Dat triggerde me’, zo zei hij.
Maar het was ook zijn toewijding die me pakte. Alles aan de kant om iedere avond de allerbeste prestatie te kunnen leveren. Geen drank en drugs, maar fit blijven. ‘Want dat verdient het publiek’, aldus Aldridge, die nog altijd zei te genieten van het spelen. ‘Reizen en leven in hotels, dat voelt wel als een soort van werk. Maar drummen is geen werk. Nooit geweest.’

Hij speelde tenslotte nog het machtige Still Of The Night van Whitesnake en hij had me weer helemaal te pakken. Die jongen van 67 jaar oud. Nog altijd met die imposante bos krullen en dat tengere, afgetrainde lijf. Topfit en volledig toegewijd. Qua stijl is Aldridge niet meer mijn grote voorbeeld, daarvoor zitten we, zeg maar, teveel in een andere andere muzikale hoek. Maar wat betreft attitude en mentaliteit zou hij een voorbeeld moeten zijn voor iedere drummer en iedere muzikant. Alles voor de muziek, nog steeds na al die jaren en al die successen. Met onverminderde energie. En nog steeds met een ongelooflijke power. Ik geloof dat ik nooit een drummer heb gehoord die zo hard speelt.

Na de eerste twee nummers heb ik mijn plek op de tweede rij, een meter of vijf van Aldridge’ kit, zijn cymbals en vooral die knallende snare, heel even verlaten. Ben snel naar achteren gelopen, richting de bar. Aan de rechterkant, daar lagen de oordopjes.


Jubileum

Het was een nogal onhandig moment voor een jubileum. Maar wel een mooie plek. Afgelopen woensdagavond, vrijwel middernacht, op de A50 tussen Zwolle en Apeldoorn. Precies ter hoogte van de McDonalds bij Heerde-Zuid. Heb die afslag genomen en verdomd, ik reed bijna de McDrive in en hij had zijn mijlpaal bereikt. Heb ter gelegenheid van het bijzondere moment een milkshake gehaald. Veel feestelijker hebben ze het bij de Mac niet.
En natuurlijk de kilometerstand vereeuwigd met de telefoon. Zo’n kans krijg je zelden. Ja, eens in de 100.000 kilometer.

Een ton, heet dat. Op onze Opel Astra staan er nu dus drie. 300.000 kilometer! Dat is 7,5 keer de aarde rond. Een kleine 200 keer naar Barcelona. Of 23.437 keer heen en weer van Zutphen naar Baak. Een aardig ritje kortom, wat die inmiddels heeft afgelegd. En dat mag gevierd worden!

De Opel Astra is onze muzikantenauto. De hele drumkit past er met gemak in. Zonodig nog een (bas)versterker en wat gitaren erbij. Zeven jaar geleden hebben we hem gekocht op de afmeting van mijn grote, inmiddels oude DW-bassdrum en bijbehorende hardcase. We maakten eerst nog een proefritje in een te sjieke stationwagon van Chevrolet, die hier bij een dealer om de hoek stond. Mooi blauw, leren bekleding. En ik vond het merk cool. Maar na een rondje om Zutphen bleek die de ultieme test niet te doorstaan: de bassdrum paste er niet in. En dus ging de Chevrolet terug naar de dealer. Die trouwens niet onze vaste dealer was. En Chevrolet niet ons merk. Het was een soort vreemdgaan. Een proefrit voort spek en bonen.

Want we kwamen als vanzelfsprekend weer terecht bij onze vaste garage Melgers in Steenderen, van de broers Vincent en Theo. Oude, zeer vertrouwde vakmanschap. We komen er al ongeveer zolang we autorijden. Altijd goeie auto’s, altijd goeie service en onderhoud.
En dus hoefde ik eigenlijk niet eens een proefrit te maken in die zwarte Opel Astra, die ze voor ons hadden opgesnord. Mooi ding, ruim, degelijk. Bassdrum past erin. Net als in onze vorige Astra. Toch een stukje gereden, even op en neer naar Doetinchem. Fijne auto!

En dat is ie nog steeds. Ja, hij raakt op leeftijd. Lust wat meer olie, krijgt her en der een krasje en rimpel. En hij heeft wat meer last van vocht achter de ramen. Schijnt een Opel-kwaal te zijn, heb ik me laten vertellen. Een beetje frisse lucht doet dan wonderen.
Maar hij laat me nooit staan en we rijden samen heel wat kilometers weg. Vooral…ahum… ‘zakelijk’. Naar het buitenland gaat de band vaak met een busje, maar in Nederland reizen we meestal gewoon met eigen auto. En dan het hele land door. Van Maastricht tot Den Helder. Van Zierikzee tot Delfzijl. Afgelopen woensdag naar Kampen om te repeteren. Gisteravond naar Hedon in Zwolle voor een fijne gig, samen met de band van Ruben Hoeke. En straks gaan we richting Wassenaar om daar rond 22.30 uur het bluesfestival in theater Warenar af te sluiten.

Meestal rij ik alleen. De muziek (hard) aan. De gedachten laten gaan. Inspiratie opdoen voor t een of t ander. Ik vind het best fijn. Maar soms rijdt mijn rhythm-brother Fred mee, da’s dan ook heel gezellig. Praten we over muziek, over het leven en over Pino en Steve, één van onze favoriete ritmesecties.
Bovendien heeft Fred verstand van auto’s. Ik niet. Hij wijst me dus wel eens ergens op. Zoals laatst, ’s nachts na een gig in Delft. Ik was grieperig, Fred reed.
‘Hé, jij hebt ook cruise control?’, riep hij ineens.
Ik keek hem met lodderige, maar zo groot mogelijke ogen aan.
‘Cruise control, wat bedoel je??’
‘Nou hier. Hier zit het knopje van de cruise control.’
Hij drukte erop en we zoefden in een regelmatig gangetje over de snelweg. Fred enthousiast over zijn ontdekking. Ik ook, maar dan met een zuur lachje.
Rij je bijna zeven jaar in je autootje, heb je geen idee dat er cruise control op zit.
Maar zo ontdek je nog eens wat.
En we hebben er veel lol om gehad. Nou ja, de andere jongens in de band vooral.

Ik inmiddels ook. Als ik zo direct bij Arnhem de A12 pak, dan druk ik op het bewuste knopje en rij relaxed richting Wassenaar. Muziek (hard) aan, gedachten laten gaan.
En terwijl ik deze ode aan mijn auto zit te tikken ben ik ondertussen op zoek naar ongelakt hout. Afkloppen. Want het zal toch niet gebeuren dat die ouwe Astra me nu ineens in de steek gaat laten!?
Ik wil wel even door met hem. Minstens nog twee keer de aardbol rond. Of 10.000 keer naar Baak en terug. Nog een tonnetje erbij en dan weer een milkshake. Op naar een volgend jubileum!

Vrolijk

Ik zag het al toen hij gisterenmiddag binnenkwam. Stan, de eerste drummer in de rij van deze dinsdag.
‘Hé Stan, hoe gaat het?’
‘Heel goed!’, antwoordde hij enthousiast.
‘Ja, dat idee had ik al’, zei ik. En ging er eens goed voor zitten.
‘Vertel!’

Maar er kwam niks. Stan had geen idee. Hij was gewoon heel vrolijk.
Toch gingen we samen op zoek naar een mogelijke oorzaak.
Nieuwe verkering? Nee, dat was het niet.
Het weer? Mwah, de zon kwam er net even door, maar het had vandaag vooral geregend en gewaaid. Daar werd je niet persé vrolijk van. Zeker niet heel vrolijk.
‘Was het dan misschien leuk op school?’ Ik vroeg het heel voorzichtig.
Nee, dat was het ook niet. School… het is dat hij er heen moet. Maar het is niet zijn hobby. En ik kreeg een hele uiteenzetting over kangoeroeklassen en dat soort educatieve zaken waar wijlen hoofdmeester Schockman van mijn lagere school nooit weet van heeft gehad. Maar die ongetwijfeld heel nuttig en verantwoord zijn.

Stan denkt er het zijne van. Maar hij liet er vandaag zijn vrolijkheid niet door bederven.
Een oorzaak, reden danwel aanleiding voor zijn blije gemoed konden we dus niet vinden.
En eigenlijk was dat een hele mooie conclusie. Soms ben je gewoon vrolijk omdat je vrolijk bent. Meer niet.
Ik werd er vrolijk van.

Het werd zo langzaam aan hoog tijd om eens te gaan drummen. Stan vroeg om Domino van Genesis, en dan wel de live-uitvoering van het album The Way We Walk. Hij is tenslotte zo ongeveer de grootste Phil Collins-fan én -kenner die er bestaat. Op zijn vader na dan.
Stan had wat vragen over het ritme en sommige fills in het nummer, maar wilde het vooral heel graag drummen. En heel hard ook.
Dat deed hij. Alsof hij Phil Collins en Chester Thompson tegelijk was. De fills en grooves vlogen me om de gelukkig goed beschermde oren. Ruim 11 minuten lang. Toen konden onze oordoppen uit.
‘Poeh, dat ging lekker’, hijgde Stan met z’n brede lach. Dat vond ik ook.

Het was alweer tijd. Dat krijg je met al die vrolijkheid en nummers van elf minuten.
Stan deed z’n jackje aan en maakte aanstalten te vertrekken.
‘Nou dan zie ik je volgende week weer’, zei hij.
‘Maar dan wel onder één voorwaarde, Stan.’
Hij keek me met zijn grote ogen aan.
‘Dat je dan weer net zo vrolijk bent als vandaag.’

Glenn

Zojuist op de deurmat: weer een mooie editie van muziekmagazine SOUNDZ. Daarin mijn artikel over good old Glenn Hughes. De man die op pensioengerechtigde leeftijd nog rockt, funkt en grooved als een jonge hond.
Mooi interview was het, alweer een maand of wat geleden in de Boerderij in Zoetermeer. Niet zozeer een aardige, maar zeker interessante man. Fysiek inmiddels wat fragiel. Een sprintje over het podium zat er niet in. Maar wat wil je ook; net twee splinternieuwe knieën aangemeten gekregen. En een leven vol drank en drugs en bijna-dood achter zich. Ver achter zich, dat wel. Want Glenn Hughes is al pakweg 25 jaar clean.

Ondanks die lichamelijke ongemakken blaakte de man van energie. Zowel op als achter de bühne. Hij sprak vol passie over zijn laatste soloplaat Resonate, wat mij betreft één van de beste albums van 2016. Maar ook over zijn verleden bij Deep Purple, over hoe onhandelbaar hij vroeger soms was, over het ‘niet-verwacht-maar-gelukkig-toch-gekomen’ nieuwe album van gelegenheidsband Black Country Communion en uiteraard over zijn voorliefde voor soul en in het bijzonder Stevie Wonder en Smokey Robinson.

Maar fascinerend was vooral zijn vurige pleidooi over geloof, spiritualiteit, hogere machten, muziek en liefde. Hij heeft een opdracht hier op deze aarde, zo vertelde hij.
“Het zal je vreemd in de oren klinken, maar geloof me; ik heb een heel bewust contact met hierboven. God, Boeddha, Allah, het doet er niet toe. Het is groter dan wij allemaal samen. Een hogere macht die van mij vraagt de boodschap van liefde te verspreiden. Muziek is een helende kracht. Het brengt mensen samen, ongeacht kleur of religie.”
Hughes zei het zonder blikken of blozen. Knipperde niet even met zijn ogen. Hij keek me juist strak aan, om de ernst van zijn betoog te benadrukken. En ook omdat hij waarschijnlijk wel weet dat hij niet altijd serieus wordt genomen.
“Niet iedereen zal het van me aannemen’, zei hij zelf ook. ‘Maar ik denk zelfs dat muziek de enige manier is om de wereld te genezen. Je kan angst wegdrukken door drank of drugs te nemen. Of boos te worden. Dat heb ik zelf volop gedaan. Maar luisteren naar muziek is een heilzame en pure manier om blij te worden. Je wordt er een fijner mens van.”

Wat je er ook van mag denken, ik vond het mooi. Niet zozeer dat muziek het enige is dat de wereld nog kan redden, hopelijk zijn er ook nog andere opties. Maar wel dat muziek mensen samen brengt, een positieve vibe verspreidt
‘The message of love’, zegt Glenn Hughes in Soundz. ‘Spreadin’ the blues’, is het motto van The Veldman Brothers. Gisteren deden we dat in Oosterbeek, vanavond op de Groenmarkt in Amersfoort.
Het maakt niet zoveel uit hoe je het noemt. Het gaat om de essentie: blij worden van muziek. Zo is het, Glenn Hughes!

Mick Tucker

Het was me eerlijk gezegd ontschoten. Moest het lezen in een post van FB-vriend Rob. Een bericht over Mick Tucker. Je moet wel minstens 50plusser zijn wil zijn naam je wat zeggen, ben ik bang. Voor mij is de man zo’n beetje heilig.

Mick Tucker was drummer van The Sweet. Glamrockers uit het begin van de seventies. Vaak onderschat, niet door iedereen helemaal serieus genomen. Waarschijnlijk vanwege hun bubblegumpop uit de prille begintijd en daarna de wel erg opvallende glamrock-look van de vier bandleden.
Maar aan de andere kant zijn er heel veel rockbands die beïnvloed zijn door de band die later gewoon Sweet ging heten. Zonder The. Toen werden ze een échte rockband en niet meer afhankelijk van de poppy hits van het destijds zo succesvolle schrijvers- en producersduo Chinn & Chapman.

Toch waren het allereerst die hits die me als jong jochie enorm aanspraken. Block Buster, Hell Raiser, Ballroom Blitz, het blijft voor altijd jeugdsentiment. Tijdloos, nog altijd goeie songs. Ik fietste ervoor – 5,25 gespaarde guldens in de zak – naar elektrowinkel bij ons in het dorp. Blaauwendraad heette die. Hoe toepasselijk.
Bij Blaauwendraad verkochten ze ook singles. Meestal kwam ik voor niks. Ze waren namelijk niet de snelste bij Blaauwendraad. En dus hadden ze de nieuwe Sweet telkens nog niet binnen. Maar als ie er dan eindelijk wél was, dan draaide ik hem van voor naar achter en achter naar voren helemaal grijs. Bestudeerde ik ondertussen het hoesje. Die van Fox On The Run was het mooist.
De B-kantjes, die waren ook heel goed trouwens. Burning, de achterkant van Hell Raiser, ook platgedraaid.

En dan was daar dat ene halve uurtje in de week in spanning voor de televisie. Toppop. Een paar acts uit de top 40 kwamen dan voorbij om hun nummer te playbacken. Misschien zaten ze er wel bij! Je had er geen idee van. En meestal was het teleurstellend. In die zin is deze Youtube-tijd mooi, maar ook verwarrend. Dat je al die beelden die je destijds zelden zag, maar toch voor altijd in je hoofd zitten, nu op ieder moment van de dag kunt bekijken.

Ik zag Mick Tucker dus hooguit een paar keer op tv Block Buster en al die andere hits drummen in Toppop. Nou ja, hij deed alsof hij drumde. Maar dat wist ik aanvankelijk niet.
Hij was mijn held. Waarom? Ik denk de coole houding, het gedraai en gegoochel met z’n drumsticks, maar vooral ook de hele band en de gave nummers. Ik speelde ze allemaal mee op m’n eerste drumstel. Boven op mijn slaapkamer, later in de schuur met de groene deur achter ons huis. Vraag me om op een willekeurig moment om de fills in The Six Teens of NoYou Don’t na te spelen en ze rollen er als vanzelf uit. Dat zit er ingebakken.
En trouwens, als je mijn moeder vraagt naar Fox on the Run, dan zou het me niet verbazen als ze het zo kan meezingen. Zo vaak knalde dat nummer door ons huis. Hard, ja. Dat was geen enkel probleem.

Later luisterde ik ook de LP’s van Sweet. Bij mijn iets oudere vriend Johan, die woonde om de hoek, hoorde ik voor het eerst Sweet Fanny Adams. Zaten we achter in de kamer op de grond bij de Philips pick-up en draaiden we op vol volume de hele LP af. Het blijft een klassieker.
Desolation Boulevard, Give Us A Wink, Off The Record, ook goeie platen. Ik weet dat ik aan Level Headed moest wennen. Rustiger, poppier, experimenteler, alleen Love Is Lke Oxygen herinnerde nog een beetje aan de oude glamrocktijd. Maar het semi-akoestische Fountain is ook nu nog favoriet.

Mick Tucker is vijftien jaar geleden overleden aan leukemie. Ik heb hem één keer zien spelen, in 1988 tijdens een Goud van Oud-evenement van Veronica, waar Sweet optrad. Weliswaar waren Mick Tucker en gitarist Andy Scott de enige originele leden, maar het was een mooie belevenis. Best een spektakel. En mijn grote idool een keer in het echt gezien!
Andy Scott heb ik later nog wel eens geïnterviewd. Ook bijzonder, best leuk, maar een beetje norsige man, die wel op gang moest komen. Of ik trof hem op een verkeerd moment. In ieder geval deed die ontmoeting iets af aan de onbereikbare idolen-status die de mannen van Sweet vroeger voor mij hadden.

Maar Mick Tucker is dat altijd gebleven. Zo’n mytische jeugdheld, waarvan je je als kind niet kan voorstellen dat je hem ooit zou kunnen aanraken, ontmoeten of spreken.
Vandaag zou hij 70 jaar geworden zijn. Een oude man was hij geweest, zo onderhand. Maar voor mij blijft hij de stoere drummer, van wie de drumsound ook ruim 40 jaar na dato nog altijd fier overeind staat!

Heartbreak Today is één van mijn favoriete tracks van Sweet Fanny Adams. Een typische Sweet-song. Power, sterke melodieën, hoge backingvocals en een onverwachte funk-jam aan het eind. Ik heb me altijd afgevraagd of die jam nou echt bij het nummer hoort of dat het in de studio spontaan is ontstaan. Het is wel in ieder geval wel zo’n stuk waarin de relaxte, maar rake drumklappen en vooral die fijne sound van Mick Tucker heel goed tot zijn recht komen.
Op dat vemaledijde YouTube heeft iemand zowaar een soort van clipje bij dat nummer geknutseld. Met her en der van die oude beelden, waarvoor ik in spanning voor Toppop zat en die op mijn netvlies gebrand staan.
Leuk om weer te zien. Vooral ook om te horen.
Zeker op Mick’s…. eh… Mr. Tucker’s 70e geboortedag!