Jan

Er zijn van die mensen die je telkens weer tegenkomt, als je veel met je bandje op pad bent. Jan is er zo eentje. En tegelijk niet zo maar eentje. Jan en ik zijn namelijk ongeveer tegelijk begonnen in de muziekwereld. We hebben een geschiedenis samen, om het maar eens plechtig te zeggen. Jan zag mij opgroeien als drummer. Ik hem als geluidstechinicus. Techneut, zegt hij zelf. Het is altijd mooi om Jan weer te ontmoeten. Leuk ook. Ben je in ieder geval weer op de hoogte van de laatste moppen. En als het klikt, staat ie altijd voor je klaar. Al meer dan 35 jaar.

Terug dus naar begin jaren tachtig. Ik speelde in m’n eerste bandjes, Jan deed zijn eerste pogingen om van al die herrie een enigszins fatsoenlijk geluid te brouwen. Hij was als techneut nauw betrokken bij mijn eerste band Blackbury Accident, maar we trokken pas echt intensief samen op toen ik begin jaren tachtig drummer werd in Charley’s Bluesbreakers. Toen al een bluesband ja, waar we – Karel (Charley), Henk-Jan, Ruud, Harm en later nog Marieke – toch zeker een jaar of vijftien mee hebben gespeeld. In de jaren tachtig een tijdlang zelfs behoorlijk intensief. Later veranderden we naam trouwens in simpelweg Charley’s Bluesband. De Bluesbreakers waren tenslotte van John Mayall. Niet van Charley. Eerlijk is eerlijk.

Jan was onze vaste technicus. Hij deed het geluid en meestal speelden we ook over zijn PA of, in kroegen, zijn zangset. Dat betekende dat Jan dus altijd reed. In het prille begin met een witte Ford Transit, die hij liefdevol de ‘Mekka’ had gedoopt. Later kwam er een rode Mercedes Diesel. Veel meer ruimte, niet alleen achterin, maar ook in de cabine.
Jan woonde ongeveer bij mij om de hoek, ik reed met hem mee in de bus. Dat had een groot voordeel. Ik kon altijd een biertje drinken. Hetgeen in die dagen nog enthousiast gebeurde. Maar er stond ook iets tegenover. Ik hielp Jan altijd met uitladen en opbouwen van het geluid. Als de rest van de band binnenkwam stonden PA of zangset en backline vaak al klaar.

Samen doorkruisten Jan en ik bijna het hele land. In het westen kwamen we om de een of andere reden maar sporadisch, maar we reden net zo makkelijk naar Limburg als naar Friesland. Stoer was die keer dat we ’s avonds in Eindhoven speelden en de volgende ochtend al weer vroeg rchting het Oerol festival op Terschelling moesten. Met de hele band op de boot, net een soort toernee.
Je leert elkaar aardig kennen als je veel samen bent. Met Jan was het altijd gemoedelijk. We kletsten veel over bands, over optredens, over muziek. We namen de meest actuele moppen door, draaiden wat muziek, stopten bij de benzinepomp voor – ik denk – cola en winegums en hadden er altijd zin in.
Toch was Jan ook wel eens eigenwijs en nukkig. Onderweg eigenlijk nooit, maar eenmaal ter plekke waren er er wel eens zaken slechte geregeld of het gebeurde niet zoals Jan het graag wilde.
“Ik pak het spul weer in en ga noar huus”, bromde hij dan wel eens. Het gezicht op onweer.
De eerste keer schrok ik daar van.
“Dat kunnen we niet maken, Jan”, zei ik nog. Maar de volgende keer wist ik het. Gewoon even laten uitrazen. Het komt wel weer goed. Dat kwam het meestal ook. De ene keer beter dan de andere keer, maar optredens met de Bluesbreakers waren bijna altijd leuk en gezellig.
En als hij me dan diep in de nacht weer precies bij mijn voordeur afleverde, sprak ik steevast dezelfde woorden: ‘Bedankt Jan. Het was me weer een waar genoegen.”

Door de jaren bleven onze wegen kruisen. Jan was geluidsman bij Poundcake, hij kwam zo nu en dan buurten bij Superfly en bij de reünie, eind 2014, van Blackbury Acccident was het geen enkele discussie wie daar het geluid zou moeten doen: Jan.

Gisteren moest ik naar Ter Idzard in Friesland. Invallen bij Old Ni-js. En wie is er sinds een tijdje de vaste technicus bij die Achterhoekse band? Juist ja!
Nu woon ik al meer dan 25 jaar niet meer bij Jan om de hoek, maar nog altijd wel dicht in de buurt. Dus gisteren kwam hij me weer eens ophalen. Net als toen. Vijf voor drie stond hij, samen met Rens, bij mij voor de deur. Want als Jan zegt dat hij zo tussen drie uur en kwart over drie komt, dan weet je dat je om vijf voor drie klaar moet staan.
Daar gingen we weer, samen in de bus. Dubbele cabina tegenwoordig. Jan en Rens voorin, ik achterin. We hadden het over muziek en vroeger, Jan vroeg zich af hoeveel kilometers we in hemelsnaam al samen onderweg waren geweest. Geen idee Jan. Veel.

Ruim voor vijf uur kwamen we aan bij het Dorpshuis in Ter Idzard. De organisatoren van het concert keken verbaasd op. “Jullie zouden toch pas om zeven uur hier zijn?”. Zij kenden Jan nog niet.
We hadden dus tijd zat en dat was heerlijk relaxed. Kop koffie, podium inspecteren, de hele handel eens uitpakken en opbouwen. Jan had de eerste stekker nog nog nauwelijks in het stopcontact of de stroom viel uit. Dat gebeurde vervolgens nog een paar maal. Mijn gedachten gingen terug naar vroeger. Straks bromt Jan weer dat ie het spul inpakt als het zo doorgaat. Maar nee, niks van dat. Iedereen bleef kalm, Jan vooral
“Weet je Han”, zei hij toen de problemen waren opgelost. “Ik maak me tegenwoordig niet meer zo druk.”
Dat had ik al gemerkt.

Ik begon me trouwens zo zoetjesaan wel ergens anders zorgen over te maken. Ik had nog geen mop gehoord. Dus daar op een goed moment maar eens bij Jan naar geïnformeerd. Ha, het was alsof ik een kwartje in de automaat gooide. Jan’s ogen begonnen te glimmen en binnen de korste keren had hij er vier verteld. Die ene over boerenknecht Geert en zijn Zundapp was de mooiste. Ik kende hem al. Jan ook. Maar we hadden er enorm lol om.
Ik heb trouwens even zitten rekenen. Pakweg 35 jaar onderweg met de PA, stel twee keer per week. Dat is honderd keer per jaar, oftewel 3500 keer al die jaren. En dan iedere avond drie nieuwe moppen. Dat zijn er bij elkaar zo’n tienduizend. Het zou een aardig boekwerk zijn.

Het was een geslaagde avond met Old Ni-js. Relaxed, prima verzorgd, lekker gespeeld, volle zaal. Jan was in zijn nopjes met het zaalgeluid en ik met de sound op het podium. In de bus terug naar huis, Rens nu achter het stuur, Jan ernaast, bespraken we de avond. Maar na Zwolle werd het stiller. We waren voldaan, maar ook moe. En Jan moest de vogende ochtend om half negen alweer naar een nieuwe klus. Altijd op pad met dat geluid. Nog steeds.
Rond half drie nachts werd ik voor de deur afgezet. Drumkit uitgeladen en de jongens welterusten gewenst. En ik sprak weer diezelfde woorden als toen. En meende het oprecht.
“Het was me weer een waaar genoegen, Jan!”