Muziek, ritme, woorden, creativiteit. Het is allemaal met elkaar verbonden.
Melodie en ritme vormen de basis van mooie muziek, van een mooi liedje. Datzelfde geldt voor een goed artikel, een mooi verhaal of een leuke column. Het gaat niet alleen om de juiste woorden, het gaat erom hoe die woorden achter elkaar zijn gezet. Zodat er ook in die tekst een ritme, een melodie ontstaat. In begrijpelijke taal. Helder en prettig leesbaar.
Luisteren. Ook dat is de essentie van mijn werk.
Als drummer in een band luister ik naar mijn medemuzikanten. Samenspelen, elkaar aanvoelen, de essentie van een goede en hechte band.
Als drumdocent luister ik naar mijn leerling. Wie is hij of zij? Karakter, interesses, muzikale voorkeuren, talent. Dat alles is mijn uitgangspunt. Niet een vaste methode. Plezier en ontspanning vind ik belangrijk, zonder daarbij techniek en theorie uit het oog te verliezen. Lekker voor je hobby meedrummen op je favoriete muziek? Of ben je juist heel ambitieus en wil je het ver schoppen als drummer? Alles is goed.
Als journalist/schrijver luister ik goed naar degene wiens verhaal ik moet vertellen. Eerst de boodschap begrijpen, dan pas gaan schrijven. Geen ingewikkelde zinnen of moeilijke woorden. Maar heldere taal en een fijne kadans. Zodat de lezer de essentie direct begrijpt.
Muziek, ritme, woorden, creativiteit. Het is de basis van mijn werk. Als drummer. En als schrijver.
Over Han Neijenhuis
‘Een schrijvende drummer. Of een drummende schrijver’.
In februari 1979 deed ik mijn eerste optreden met een echte rockband. Inmiddels staat de teller op ruim 2.000 gigs in binnen- en buitenland. Acht jaar later, in november 1987, schreef ik mijn eerste artikelen, voor de regionale krant. Een recensie van een concert van Herman Brood. Een interview met toenmalig Nederlands bluestrots Flavium. Honderden interviews en artikelen volgden.
Drummen, drumles geven, verhalen schrijven. Het is wat ik inmiddels mijn bijna hele leven doe. Als drummer heb ik in veel bands gespeeld. Een kleine vijftig, heb ik uitgerekend. Vaste bands, maar ook de nodige tijdelijke klussen. Het begon met (hard)rock, daarna volgden blues, pop, funk, soul, allround. Er is weinig wat ik niet heb gespeeld.
Namen? In mijn regio Zutphen/Achterhoek waren dat roemruchte bands als Poundcake, Vangouw, Blackbury Accident en de top 40-band Superfly. Op nationaal en Europees niveau onder meer The Veldman Brothers, Leif de Leeuw Band, The Etta James Experience en de bluesbands van de Amerikanen Sonny Hunt en Tony Spinner. Tony was onder meer jarenlang gitarist/zanger bij Toto.
Met de Cry Me A River Band deed ik van 2020 tot 2023 theatertournees door heel Nederland met eerst een Joe Cocker-tribute en daarna de seventies-show Heroes of the 70’s.
Heroes of the 70’s
Tegenwoordig speel ik in de Eric Clapton-tribute Claptunes en in Gewoon De Dijk, waarmee we een ode brengen aan De Dijk en – ikzelf – aan hun geweldige drummer Antonie Broek. Daarnaast heb ik samen met mijn vrienden Stef en Marcel het theaterprogramma ‘Nooit Genoeg’ samengesteld. In kleine, intieme setting spelen we liedjes uit de lange pophistorie en vertellen we onze verhalen daarbij. Drumles geef ik op het Popcollege Zutphen.
Als (muziek)journalist werk ik of heb ik gewerkt voor diverse kranten en magazines. Niet enkel muziekbladen, ik schrijf met evenveel plezier en interesse over andere onderwerpen. Maar vanuit mijn achtergrond is muziek een logisch onderwerp. Voor bladen als Soundz en Slagwerkkrant heb ik de eer gehad veel (rock)bands en artiesten te mogen interviewen en ontmoeten.
Meat Loaf
Wie dan? Poeh. Meer dan ik ooit durfde dromen. Robert Plant, Ozzy Osbourne, Meat Loaf, Queen, Metallica, Rammstein, Deep Purple, Bon Jovi, Toto, Earring, De Dijk. Geweldig om te doen. Maar verhalen met en over jonge ambitieuze bands zijn net zo goed heel mooi om te maken.
Evenals niet-muziek gerelateerde artikelen. Ik denk dan aan reportages over bedrijven als Bol.com en de prachtige Van Nelle Fabriek Rotterdam. Aan een interview met Elco Brinkman als voorzitter van Bouwend Nederland, met schrijver Jan Siebelink over ‘Knielen op een bed violen’ of met Anita Witzier over haar visie op een duurzame maatschappij.
In maart 2019 verscheen mijn verhalenbundel ‘Dan kan je mooi je nieuwe trui aan’. Een kleine zestig verhalen, vooral uit mijn muzikale leven.
‘Han is een schrijvende drummer. Of een drummende schrijver.’ Zo noemde Slagwerkkrant me in een artikel over dat boek. Beter kan ik het zelf niet omschrijven.
Discografie: The Veldman Brothers – Refuel Tony Spinner Band – Rollin’ & Tumblin’ Tony Spinner Band – Live in Europe Tony Spinner Band – Culemborg Blues (official bootleg) Sonny Hunt & The Dirty White Boys – Hitting The Noot Sonny Hunt & The Dirty White Boys – The Nashville Blues Sessions Vangouw – Passion Rules Blackbury Accident – Too Late To Hide
Han’s blog
LONG LIVE ROCK’N ROLL
Over helden gesproken: Ronnie James Dio. Ik noem hem hier zelden of nooit. Maar hij is er wel één. De grootste rockzanger allertijden. De kleinste ook.
Geen idee dat hij het was, die het vrolijke Love Is All van Roger Glover zong. Leuk liedje, mooi filmpje ook. Maar niet perse mijn favoriet destijds in 1974. Ik hoorde Glover liever in Deep Purple. En die geweldige stem, die viel me nog niet echt op.
Maar dat veranderde snel. Ritchie Blackmore verliet Deep Purple, begon Rainbow en had na een titelloze debuutplaat mijn favoriete drummer ingelijfd. Het navolgende album Rising ontging me nog wat, maar vanaf de live-plaat On Stage was het raak. Opener Kill The King, wow! Met die geniale Blackmore, ‘mijn’ Cozy Powell op drums en dan die zanger. Wie was dat? Ronnie James Dio. Nooit van gehoord. De naam klonk al net zo krachtig en imposant als zijn stem. ‘But… Still… I’m… Saaaaaad’ aan het eind van dat dubbelalbum. Zo had een hardrockzanger nog niet geklonken. Bijna 50 jaar later klinkt er nog geen één als Ronnie James Dio.
Rainbow werd mijn favoriete band. Althans, de Blackmore/Dio/Powell-bezetting. Long Live Rock ‘n’ Roll, geweldige plaat. Ik (her)ontdekte Rising, misschien nog wel een betere LP. Stargazer is de ultieme Rainbow-song. Waarom ontbreekt die eigenlijk op On Stage? Het debuut ‘Ritchie Blackmore’s Rainbow’ pakte me iets minder. Te weinig heavy, denk ik. Maar met terugwerkende kracht zijn met name Temple Of The King en Catch The Rainbow pareltjes.
Helaas boterde het na verloop van tijd niet meer tussen Blackmore en Dio. Blackmore wilde commerciëler, Dio niet. Voor hem geen Since You Been Gone. Hij vertrok en blies Black Sabbath letterlijke en figuurlijk een tweede leven in. Heaven & Hell, wow wow, wat een album! Vanaf het eerste ‘Oooh no’ was die er weer. Die stem Maar één studio- en een live-plaat verder liep het ook tussen Sabbath en Dio spaak. De zanger begon zijn eigen band. Beter maar, kon ie gewoon helemaal alleen zijn eigen koers bepalen. De bandnaam was wat dat betreft ook duidelijk: Dio.
Ik was erbij in december 1983 in Utrecht, toen de band in Nederland zijn live-debuut maakte. Indrukwekkend was ’t. Een half jaar later stond ik bijna vooraan bij Pinkpop, destijds nog in Geleen, toen Dio daar speelde. Ook mooi, iets minder indrukwekkend. Ik zag Dio daarna vaak. Eigen shows of op festivals, zoals het legendarische Monsters Of Rock in 1984 in Karlsruhe. Zo vaak dat het bijzondere er een beetje afging zelfs. Ook zijn latere albums maakten minder indruk dan Holy Diver en Last In Line.
Maar toen ik eind jaren negentig voor het eerst de kans kreeg hem te interviewen sloeg de aloude opwinding weer helemaal toe. Het zou weliswaar telefonisch zijn, maar toch. Dio kwam in juni 1999 naar Dinxperlo of all places, om daar samen met Saxon en Motörhead op het Arena Open Air-festival te spelen. Iets minder groot dan Monsters Of Rock, het waren duidelijk niet meer Dio’s gloriejaren. Maar wel een mooie aanleiding voor een voorbeschouwing in de krant. Ik zat vol spanning aan de telefoon. Hoe spreek je zo’n man aan. Good evening Mr. Dio? ‘Call me Ronnie’, klonk luttele seconden later de eikenhouten stem aan de andere kant van de lijn. Vriendelijk, rustig, zelfverzekerd. Hij stelde mij, al dan niet bewust, op m’n gemak.
Potverdikke, daar was die. Zat ik maar zo met ‘m te praten. De zanger van Stargazer, Gates Of Babylon, Temple Of The King, Neon Knights. Want eerlijk is eerlijk, ik vond Dio bij Rainbow en Sabbath op zijn top. Een kwestie van smaak natuurlijk.
Een week of wat later zaten Petra en ik backstage aan de bar bij Arena Open Air. Niet dat we daar nou een belangrijke functie hadden, ik zou slechts een verslag schrijven voor de krant. Maar de pers heeft nu eenmaal vaak dat soort privileges. Twee backstage-kaarten misschien?, vroeg ik dan voorzichtig. Ja hoor, geen probleem. Ik maakte er maar gebruik van. Het was er een drukte van belang. Crewleden, organisatie en soms een muzikant, iedereen liep door elkaar heen met van alles en nog wat. En ineens zagen we hem: Ronnie James Dio. ‘Daar heb je ‘m!’
Het was kort voor zijn show. Hij liep langs ons. Op aanraakafstand bijna. Goh wat was ie eigenlijk klein. Kleiner nog dan we hadden gedacht. Zelf had hij er een hekel aan, aan dat imago van ‘de kleine man met de grote stem’. Nog eens kwam die langs, nu vanaf de andere kant. Hij bleef even staan. Wat te doen? Hem aanspreken? Hij had wel iets anders aan zijn hoofd, zo kort voor zijn optreden, vulde ik in. Beter maar wachten tot na de show. Maar toen zagen we hem nergens meer. Kans verkeken.
Petra en ik hebben het er nog wel eens over. Dat we daar aan de bar zaten. Dat Ronnie James Dio dicht bij ons in de buurt stond. En dat we hem niet de hand hebben geschud. Soms kan je ook te bescheiden en voorzichtig zijn.
Het was de laatste keer dat ik hem live zag, daar in Dinxperlo. Ik herinner me een show met wat opstartproblemen, maar uiteindelijk was het ouderwets goed en gedreven. Met een zwarte stift in de hand voorzag Dio tijdens het optreden nog wat spijkerjacks van fans van zijn handtekening. Dat oogde sympathiek. Ik zie het nog voor me, een mooi beeld.
In 2010 overleed Ronnie James Dio, 67 jaar. Hij zou nu 80 geweest zijn. Een geweldig oeuvre heeft hij nagelaten. Elf, Rainbow, Black Sabbath, Dio, Heaven & Hell en Love Is All. Gisteravond waren we bij de Ronnie James Dio Memorial in het mooie LuxorLive in Arnhem. Daar kwamen alle klassiekers voorbij. De story van mijn jeugd. Een tribute van een geweldige band en een super zanger: John ‘Jaycee’ Cuijpers. Dat waren nog eens schoenen, waar hij in stond. Maar ze pasten hem perfect. Wat een stem! Nooit zo’n goeie Dio-vertolker gehoord.
Het was geweldige afsluiting van een op veel fronten roerig jaar, waarin de wereld zich niet alleen maar van zijn beste kant heeft getoond. Geen idee wat ik daar op deze plek voor een zinnigs over moet zeggen. Wel dat ik heilig geloof in de universele kracht van muziek als bindende factor. Iets minder oeverloos leuteren, discussiëren en meningen geven. Veel meer samen muziek maken, luisteren, beleven. Het maakt alles mooier. Zoals gisteravond. Waar iedereen blij was.
Om met mijn held Ronnie James Dio te spreken: Long Live Rock’n Roll!
Opgeduikeld in de kerstvakantie. History.Een bak vol met aloude cassettebandjes, met daarop interviews uit de tijd dat er nog geen of weinig digitale media en apparaten bestonden. En ik dus werkte met twee cassetterecorders. Een kleine memorecorder, op batterijen, om het interview op te nemen. De ander om het thuis terug te luisteren en uit te werken. De jaren negentig en begin jaren nul.Ik heb die opnamen nooit meer terug gehoord, het oude cassetteafspeelapparaat werkt …
Het was de zesde keer dat ik Ad of Adje – ‘maakt mij niet uit, ik stel mezelf altijd voor als Adriaan’ – interviewde. In dat getal zat hem niet het bijzondere, maar dat maakte het wel leuker. Een soort van ‘Hey hallo! Hoe is ie?’-sfeer. Van zijn kant dan. Weliswaar was het alweer een jaar of zeven geleden dat we elkaar voor het laatst spraken. Maar hij wist het nog. En als hij dat …
John Mayall. Zijn naam zei me weinig, toen ik op de vroege ochtend van 24 mei 1979 op de fiets richting Lochem toog. Samen met vriend en naamgenoot Han Lebbink. We gingen naar de Pop Meeting Lochem, destijds een traditie op Hemelvaartdag. Maar voor ons de eerste keer. Sowieso ons eerste popfestival. Dat John Mayall er speelde, wij vonden het niet zo belangrijk. We kenden zijn Room To Move, maar van zijn rol als godfather …